Het Koninklijk Paleis Amsterdam is in de zeventiende eeuw ontworpen en gebouwd als stadhuis voor de gehele bestuurlijke en rechterlijke macht van Amsterdam.
Amsterdam was in de zeventiende eeuw het grootste handelscentrum van de wereld. De stad kende een explosieve bevolkingsgroei. De bestuurlijke taken namen toe, het oude stadhuis bleek te klein. Het was ook erg bouwvalig, de torenspits was al gesloopt. (verwijzing) De beroemde Wisselbank in het stadhuis was ook niet meer berekend op zijn groeiende taak. Besloten werd een nieuw stadhuis te bouwen, groter en mooier, een handelsmetropool als Amsterdam waardig.
Voor de vervanging van het stadhuis zijn verschillende ontwerpen ingediend. Met de Vrede van Münster in 1648 ontstaat zo’n euforie, dat dan het meest ambitieuze plan wordt uitgevoerd. Het stadhuis wordt gebouwd op een schaal die in Europa nog niet eerder was vertoond. Het wordt het grootste niet-religieuze gebouw van de oude wereld. Het gebouw kan daarmee gezien worden als een belangrijk symbool van het vrijzinnige Amsterdam, de stad waarin al sinds het einde van de Middeleeuwen mensen van alle gezindten 'hun' plek kunnen vinden. Het "achtste wereldwonder" wordt de parel in de kroon van Amsterdam. Het gebouw weerspiegeld de rijkdom en het aanzien van de stad Amsterdam. De bouw kost 8,5 miljoen gulden, een gigantisch bedrag in die tijd.
Het gebouw rustte oorspronkelijk op 13 659 houten heipalen, momenteel zijn het er nog 13 657 - er zijn ooit twee palen getrokken om te controleren of ze nog gaaf waren, hetgeen gelukkig zo was. Het wordt geheel opgetrokken uit Bentheimer zandsteen en in het interieur is veel marmer verwerkt. Van Campen laat zich inspireren door de Romeinse bestuurlijke paleizen. Voor de burgemeesters van Amsterdam, die zich de consuls van een nieuw Rome wanen, wordt een nieuw Capitool gebouwd. De zilveren troffel, die in 1648 bij het leggen van de eerste steen door de toenmalige burgemeesters is gebruikt, wordt tentoongesteld in het Rijksmuseum.
Hoewel de architect van het stadhuis Jacob van Campen is, wordt de technische uitvoering verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. Van Campen komt in 1654 in conflict met het stadsbestuur, waarna Stalpaert de volledige leiding krijgt.
Het ontwerp van het gebouw is streng classicistisch en opgebouwd volgens de ideale klassieke verhoudingen. De indeling van de plattegrond en de gevels is strak symmetrisch. Het is gebaseerd op voorbeelden uit literatuur zoals Dell'Idea dell'Architecttura Universale van Vincenzo Scamozzi. De twaalfpuntige ster die de verhoudingen in het Haagse Mauritshuis heeft bepaald, wordt ook nu weer door Van Campen als de basis voor de maatverhoudingen genomen.
Het Stadhuis van Amsterdam is op dat moment het meest moderne en het grootste stadhuis van Europa. De gevel wordt naar de leer van Andrea Palladio harmonisch vormgegeven, geen enkel onderdeel kreeg een opvallende eigenschap. De zijkanten van de gevel en de middenpartij is naar voren geplaatst, maar toch geïntegreerd in het gebouw. Zelfs de ingang krijgt geen prominente plaats in de voorgevel. In de plint van het middelste geveldeel werden zeven bogen opgenomen, waardoor bezoekers het gebouw kunnen betreden. Het is ook de opzet, het stadhuis moet voor iedereen toegankelijk zijn. Het enige opvallende is de bekroning van het stadhuis, het bronzen beeld op het fronton van de voorgevel, dat een verpersoonlijking van de Vrede voorstelde en een verwijzing was naar de 1648 gesloten Vrede van Munster.
Het beeldhouwwerk wordt gehouwen door de Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus en zijn medewerkers. In de vloer van de imposante Burgerzaal zijn de werelddelen ingelegd in Italiaans marmer. De belangrijkste vertrekken worden voorzien van op de functie toegesneden schilderijen, waarvoor bekende schilders als Rembrandt van Rijn, Ferdinand Bol en Govaert Flinck zijn aangezocht.
Op 29 juli 1655 wordt het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar het is dan nog niet voltooid. Joost van den Vondel wijdt 1378 dichtregels aan deze inwijding in zijn gedicht “Inwydinge van het Stadthuis”.
Pas tien jaar later, in 1665, was het gebouw gereed, terwijl aan de inrichting van de vertrekken tot aan het begin van de 18e eeuw werd gewerkt.
Het beeldhouwwerk wordt gehouwen door de Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus en zijn medewerkers. In de vloer van de imposante Burgerzaal zijn de werelddelen ingelegd in Italiaans marmer. De belangrijkste vertrekken worden voorzien van op de functie toegesneden schilderijen, waarvoor bekende schilders als Rembrandt van Rijn, Ferdinand Bol en Govaert Flinck zijn aangezocht.
Op 29 juli 1655 wordt het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar het is dan nog niet voltooid. Joost van den Vondel wijdt 1378 dichtregels aan deze inwijding in zijn gedicht “Inwydinge van het Stadthuis”.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.