Het paleis dat in 1655 als nieuw Stadshuis werd gebouwd was het toonbeeld van architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst. Vele beroemde architecten en kunstenaars waren bij de bouw en inrichting betrokken. Na 80 jaar wordt Jacob de Wit aangetrokken voor de verfraaiing van de Vroedschapskamer of Raadzaal. Hier kwam vroeger de Vroedschap bijeen, een (gemeente)raad van 36 mannen die de vier burgemeesters adviseerden bij het besturen van de stad. De raad besloot om kunstenaars te selecteren om de Vroedschapskamer verder te laten verfraaien en van extra decoraties te voorzien omdat de zaal 80 jaar geleden niet geheel voltooid was. Het nieuwe kunstwerk op de wand (5 x 13 meter) moest passend zijn bij de al aanwezige kunstwerken.
Jacob de Wit wordt vanaf 1735 betrokken bij de plannen aangezien hij 100 gulden ontvangt voor het maken van een ontwerpstudie. Vanaf 1735 maakte hij veel studies van de verfraaiing van de zaal en ontwierp hij het decoratieschema, geheel passend in de bestaande Vroedschapskamer. Hij maakte hiervoor wel honderden schets- tekenstudies zoals studies voor figuren, hoofden en handen. Deze tekeningen had Jacob de Wit bewaard en verzameld en zijn na zijn dood geveild en tegenwoordig in vele museumcollecties te vinden, verspreid over Nederland, België, Engeland, Frankrijk en Duitsland te vinden.
Als Jacob in 1737 definitief de opdracht krijgt voor zijn het grote schilderij, had Jacob al 8 verschillende voorstudies voor zijn grote schilderij ‘Mozes en de zeventig oudsten’ gemaakt. Aan de hand van de voorstudies wordt ook de werkwijze van Jacob de Wit duidelijk. Eerst maakte hij op A4formaat papier een tekenontwerp en daarna meerdere ontwerpen, maar met telkens verschillende krijt en pen accenten. Met deze verschillende accenten gaf hij de volgorde aan hoe later de olieverf en welke kleuren op het uiteindelijke schilderij moesten worden aangebracht. Op basis van deze tekeningen maakte hij vervolgens op A5formaat papier een aquarel.
Hierna maakte hij op een gespannen linnen doek van A5formaat, een olieverfschilderij. In dit het olieverfmodel zaten dus alle stappen van Jacob zijn ontwerptekeningen verwerkt. Zo kon hij het eindeffect van zijn olieverfschilderij testen of het licht en de kleuren de compositie optimaal tot hun recht deden komen. Het olieverfmodel werd aan de opdrachtgever getoond als een laatste check om het daarna op het afgesproken grote formaat te gaan schilderen.
Bij het schilderen van zijn schilderijen maakte Jacob gebruik van de vergrotingstechniek waarbij hij een getekend raster aanbracht over zijn compositie op de A4tekeningen. Met dit raster kon hij zijn composities correct vergroten en dus van A4formaat overzetten op een groot formaat op een bespannen linnen doek. Met potlood kon Jacob licht de verschillende fasen van de tekeningen op het linnen aangeven. Dit als aanduiding voor het schilderen van de verschillende kleuren in de juiste volgorde. Zo’n raster is nog duidelijk te zien op de ontwerptekeningen voor de serie van de 13 Witjes die hij voor de Mozeszaal schilderde.
Om op groot formaat linnen doek te kunnen schilderen maakte Jacob gebruik van een zogenaamde ‘Blaffonmachine’, hij had hiervan twee in zijn atelier. Dit was een enorm hoog en breed houten rechtopstaand spanraam die schilders gebruikte om op groot formaat linnen doeken te kunnen schilderen. Het linnen doek kon aan de zijkanten worden opgespannen en met een rolmechanisme met aan de boven- en onderzijde, kon het doek als een soort dubbele linnenrol worden bewogen. Jacob zo staand of zittend op het schilderdoek werken en het doek naar boven of naar beneden verplaatsen. Aangezien Jacob de compositie dus door het raster kloppend had overgebracht lag deze al vast en kon hij met zij ontwerpen op A4formaat als hulpmiddel gebruiken om de accenten in potlood aan te geven om zo laagsgewijs de olieverf aan te brengen.
Het schilderen van het grootse schilderij van Amsterdam met ‘Mozes en de zeventig oudsten’ (5 bij 13 meter) moet ook voor Jacob zijn ‘Blaffonmachine’ een grote opgave zijn geweest, aangezien Jacob voor het schilderen van de plafonddoeken met een formaat van 4 bij 6 meter werkte. Met de opdracht voor het stadhuis kon Jacob de Wit zijn talent en kunde goed bewijzen en wordt ook duidelijk dat zijn grote tekentalent en zijn beheersing van de olieverftechniek hem in staat stelde om in een zeer korte tijd een enorm en bijzonder schilderij te maken. Naast de eer voor zijn werk was de beloning ook groot, in 1738 krijgt Jacob acht duijsend en vijff Hondert Guldens uitbetaald voor het grote schilderij en de 13 Witjes. Dit is een zeer aanzienlijk bedrag aangezien men met een jaarinkomen van 10.000 gulden al kon rentenieren.
Hieronder staan vier ontwerpen van Jacob de Wit voor de medallions, die boven de deuren hangen, zoals ook te zien is op de bovenste tekening. Daar hangen er twee naast het grote schilderij van Govert Flink. Deze tekeningen komen uit de Koninklijke Verzamelingen, Den Haag. Het zijn vier verhalen uit de bijbel.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.