Herengracht 31 (Foto’s plafond)
Herengracht 132 (foto’s voormalige schilderingen)
Herengracht 164 (foto’s voormalige grisaille’s)
Herengracht 442 (Foto’s plafond)
Herenhracht 446 (Foto’s voormalig plafond)
Herengracht 480 (foto's plafond)
Herengracht 539 (Foto voormalig plafond)
Keizersgracht 672 (Museum van Loon, nog niet bijgewerkt)
Gerard (de) Lairesse of Gérard de Lairesse, (Luik, gedoopt 11 september 1640 – Amsterdam, 21 juli 1711) is een classicistisch kunstschilder en graficus uit de Gouden Eeuw. Hij schildert voornamelijk historische, allegorische en mythologische scènes, vaak gebaseerd op werken van Ovidius of andere letterkundigen. In Frankrijk noemde men hem dan ook de "Nederlandse Poussin". De Lairesse is vooral bekend door zijn zolder- en schoorsteenstukken, en de geleerde boeken Grondlegginge der teekenkonst (1701) en Het groot schilderboeck (1707), die van grote invloed waren op de 18e-eeuwse (behang)schilders, zoals Jacob de Wit. Hij woont van 1665 tot zijn dood in 1711 in Amsterdam.
De Lairesse is geboren in Luik en daar gedoopt. Zijn eerste opleiding krijg hij, evenals zijn broers, bij zijn vader, de schilder Reinier de Lairesse. Vanaf 1655 volgt hij lessen bij de Luikse schilder Bertholet Flémal, wiens classicistische stijl grote invloed heeft op de jonge De Lairesse. Als zijn oudste broer van een studiereis terugkeert uit Italië, neemt hij het boek “Iconologia” van Cesare Ripa mee. Gerard oefent elke dag en heeft met zijn tekeningen al succes op school. Zijn eerste opdrachten krijgt hij in Keulen van keurvorst Maximiliaan Hendrik van Beieren, die dan tevens prins-bisschop van Luik is. In 1664 vlucht hij naar Maastricht, na een vechtpartij waarbij hij gewond raakt aan zijn neus. In Navagne bij Maastricht trouwt hij met zijn nicht Maria Salme en gaat daarna naar Utrecht.
Nadat zijn schilderstalent is ontdekt door Gerrit van Uylenburgh, verhuist Gerard in 1665 naar Amsterdam. Bij zijn eerste bezoek aan het atelier van de kunsthandelaar op de Lauriergracht, is iedereen zichtbaar onder de indruk van zijn uiterlijk. De Lairesse spreekt nauwelijks Nederlands, haalt een viool tevoorschijn en begint te spelen. Uylenburgh betaalt slecht en na twee maanden begint De Lairesse voor zichzelf. Hij schildert in deze periode voornamelijk decorstukken voor het theater en maakt illustraties voor het toneelwerk van Andries Pels en voor de kunstverzamelaar Gerrit Reynst. De Lairesse wordt gastheer van het gezelschap Nil Volentibus Arduum (niets is onmogelijk voor hen die willen) in zijn huis op de Nieuwmarkt. In 1672 komt De Lairesse op straat in de problemen vanwege zijn Franstaligheid en wordt korte tijd opgesloten onder het stadhuis.
De Lairesse wordt een van de populairste schilders in Nederland in de tweede helft van de 17e eeuw. Veel notabelen stellen prijs op zijn gezelschap en plaatsen opdrachten. Hij houdt zich bezig met het schilderen van interieurs in Amsterdamse koopmanshuizen, vooral aan de Herengracht. Tussen 1675 en 1683 decoreert hij het huis Messina van de textielmagnaat Philips de Flines aan de Herengracht 164 met vijf allegorieën op de kunst, geschilderd in grisaille. In 1687 maakt hij met de landschapsschilder Johannes Glauber vier schilderingen voor het huis van Jacob de Flines, Herengracht 132, nu in het bezit van het Rijksmuseum. Ook de plafonddecoraties van Herengracht 446, bewoond door Andries de Graeff, en Herengracht 539, nu in het Metropolitan Museum of Art en Herengracht 458, een Allegorie op de Vrede van Munster, nu in het Vredespaleis, zijn van zijn hand. Hij levert plafondstukken voor een zaal in het Binnenhof, die hij in 1688 beschildert en die naar hem is vernoemd, het Paleis van Justitie, Paleis Soestdijk en Paleis 't Loo en maakt enkele portretten, o.a. van stadhouder Willem III.
De veelzijdige kunstenaar tekent elke week naar model en illustreert een belangrijk anatomisch werk van Govert Bidloo, Anatomia Humani Corporis (Ontleding des menschelyken lichaams) (1685). Hij beschildert de buitendeur van het Theatrum Anatomicum in de Waag met een skelet, het plafond van het Leprozenhuis en de luiken van het orgel in de Westerkerk. De Lairesse is zelf klein van stuk en legt een uitgesproken voorkeur voor gedrongen figuren aan de dag. Het gebruik van een (bolle) spiegel of waspoppetjes, die in alle standen konden worden opgeprikt, wordt door hem aangeraden als een werkwijze om een aanvaardbare voorstelling te creëren.
De Lairesse lijdt aan congenitale syfilis waardoor hij op vijftigjarige leeftijd zijn gezichtsvermogen begin te verliezen. Zijn misvormde neus met ingezakte neusrug, als gevolg van de ziekte, is duidelijk zichtbaar op het nietsverhullende portret dat Rembrandt in 1665 van hem schildert. Nadat hij rond 1690 blind is geworden begint De Lairesse met het geven van colleges aan huis in de Spinhuissteeg. Hij verzamelt een aantal geïnteresseerden en leerlingen om zich heen, die hij tegen betaling een of twee keer per week zijn ideeën onderwijst. Deze dictaten zijn verzameld door een van zijn drie zonen, en vergezeld van gravures. Als eerste verschijnt in 1701 “Grondlegginge der teekenkonst. En daarna, in 1707, twee delen onder de titel “Het groot schilderboek”. Een 2e en volgende drukken komen uit in in 1712, 1714, 1716, 1740 en 1836. Dit boek wordt later vertaald in het Duits in 1728-1729, 1776, en 1784-1819. Een Engelse vertaling verschijnt in 1738, 1778 en 1817; een Franse in 1787. Omdat het gebruikt wordt op alle toonaangevende kunstacademies, en uitgereikt wordt als beloning aan eerste-prijswinnaars, oefent het boek grote invloed uit op de kunst in de 18e eeuw. Volgens De Lairesse dient de schilderkunst zich te richten op: "... het verbeelden van deftige en stichtlijke zaaken, als fraaije Geschiedenissen en Zinnebeelden, Geestelijk en Moraal, de welke op een deugdzaame en betaamelijke wyze, ieder een tot vermaak en nuttigheid strekkende, moet worden uitgedrukt.”
Het Groot Schilderboek bestaat uit dertien boeken: de eerste vijf boeken behandelen achtereenvolgens de techniek, de compositie, de leer van antiek en modern, de kleurenleer en de regels van licht en schaduw. Vervolgens gaat de schrijver over tot de verschillende genres, beginnende met de landschappen. Het zevende boek behandelt de portretten. Het achtste bespreekt de Griekse en Romeinse architectuur in relatie tot de schilderkunst, terwijl de verdere boeken gewijd zijn aan de plafondschildering, de beeldhouwkunst, het stilleven en het bloemstilleven. Het dertiende en laatste hoofdstuk gaat over de graveerkunst.
Bron o.a. Wikipedia
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.