Het huis wordt in 1772 verkocht aan de koopman George Clifford Henrysz. Na zijn overlijden in 1776 wordt het een jaar later verkocht aan de regent Mr. Lieven Geelvinck, die overlijd in 1783. Zijn weduwe Anna Maria van de Poll hertrouwt met de regent Pieter Muilman. Hun zoon Mogge Muilman, die woont op Herengracht 476, verkoopt het huis in 1831 aan Weyerman die het in 1859 verkoopt aan de bankier Elias Fuld [1822-1888].
een uit Frankfurt am Main afkomstige joodse bankier, die zich vermoedelijk al voor 1853 in Amsterdam woont, maar vanaf dan op de Keizersgracht woont. Die geeft de bekende architect Cornelis Outshoorn opdracht het pand nagenoeg volledig te herbouwen in neo-renaissancestijl. Onder meer de voorgevel en een aantal stijlkamers worden geheel vernieuwd. Daarmee krijgt het pand het aanzien dat het nu ook nog heeft. In het tabblad “Foto” staat nog een helft van het huis in de oude toestand. In 1860 maakt de architect Cornelis Outshoorn het ontwerp voor de nieuwe gevel. Ook verbouwt hij het erachter gelegen koetshuis tot kantoorruimte.
In het tabblad “Foto” staat nog een helft van het huis in de oude toestand. In 1860 maakt de architect Cornelis Outshoorn het ontwerp voor de nieuwe gevel.
Elias Fuld [1820-1888] staat aan het hoofd van bankiersfirma Becker en Fuld, de Nederlandse tak van het bankiershuis Rothschild in Frankfurt. In die tijd is het gebruikelijk, althans in Nederland, om kantoor aan huis te houden, de bijbehorende administraties zijn meestal nog niet groot. Fuld laat op de plaats van het koetshuis door architect Outshoorn een apart kantoordeel bouwen. Het kantoorgebouw heeft de ingang aan het Molenpad, maar is vrij sober gebouwd en weinig representatief. De cliënten worden daarom meestal op de bel-etage in het hoofdgebouw aan de Keizersgracht ontvangen.
Deze bel-etage is bedoeld voor ontvangsten van gasten en cliënten, de daarboven gelegen verdieping is meer het privédomein van de familie. Aan de voorzijde is plaats ingeruimd voor drie grote vertrekken met overdadige stucplafonds. Deze ruimten fungeren, zo mogen we aannemen, als woonkamers van het gezin Fuld, bestaande uit zijn vrouw Lina Hecht [1836-1917], eveneens afkomstig uit Frankfurt, hun twee zonen Maximiliaan Ernst Fuld [1857-1898] en Martin Ernst Fuld [*1858] en hun drie dochters. De dochters zijn in het huis aan de Keizersgracht geboren: Dorothea Maria in 1862, Milly Antonie in 1866 [†1943] en Rosine Marianne in 1871. Het gezin kan beschikken over een legertje personeel, waaronder een kamenier, dienstboden, huisknechten, gouvernantes en kinderjuffrouwen. Hun werk- en verblijfsruimten, zoals de keuken en de slaapvertrekken, zijn conform toenmalig gebruik in het souterrain en op zolder ondergebracht.
Hoewel Outshoorn de bestaande opzet van het huis respecteert, krijgen het exterieur en verscheidene vertrekken vernieuwde, kwalitatief hoogstaande afwerkingen. Een opmerkelijk onderdeel van de voorgevel is de toepassing van versieringen van terracotta, op dat moment een nieuw product en een vroeg voorbeeld van industrieel vervaardigd bouwmateriaal, dat decoratief gebruikt wordt. De decoraties zijn geleverd door firma Twiss en Co uit Arnhem en aangebracht in de middelste venster-as en op de sierlijst die de gevel afsluit.
Nog rijker zijn de door Outshoorn aangebrachte interieur-afwerkingen. De hal bevat een imposant cassetteplafond van stucwerk. Onbekend is wie het ontwerp geleverd heeft, waarschijnlijk architect Outshoorn of de uitvoerende partij, wellicht opnieuw firma Twiss en Co. Fabrikanten, onder wie Twiss, hadden eigen ontwerpers en modelleurs in dienst. In het middenvak is Apollo op zijn zegekar aangebracht; als attribuut heeft hij een lier. Apollo wordt hier als god van de kunsten afgebeeld, ongetwijfeld een referentie naar de artistieke interesse van de opdrachtgever. In de boogvelden boven de deuren zijn putti afgebeeld met attributen die betrekking hebben op de voorspoed.
Niet minder indrukwekkend is het trappenhuis dat, dankzij een met kariatiden versierde lichtkoepel, natuurlijk licht ontvangt, zie tabblad "trappenhuis". Het daglicht wordt getemperd door glas-in-lood dat rond 1895 is aangebracht. Outshoorn versterkte de ruimtewerking van het trappenhuis door het aanbrengen van grote boogvormige spiegels in de zijwanden. Hij ontwierp een royale opgang met een gedecoreerd traphek, voorstellende vogels, bloemen, vruchten en ranken. Dit onderdeel lijkt van hout te zijn, met kunstig snijwerk, maar is van zink, net als de kariatiden van de koepel en ook het traphek van de dubbele stoep. Verantwoordelijk voor de decoraties van zink is firma Schutz uit Zeist. Op de eerste verdieping aan de bovenzijde van de trap, prijken twee vrijstaande vrouwenbeelden, die eveneens van zink zijn en een lamp omhooghouden. Ze behoren tot Outshoorns inrichting, maar het kan zijn dat ze oorspronkelijk op een andere plek hebben gestaan.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.