Jacobus van Eck (1873-1946)

Fotograaf Jacobus van Eck (1873-1946)

Fotograaf Jacobus van Eck (1873-1946)

Fotograaf Jacobus van Eck (1873-1946)

Keizersgracht 397

 

Jacobus van Eck maakt foto’s van Amsterdam tussen 1917 en 1941. Hans Rooseboom, conservator fotografie van het Rijksmuseum, vindt Van Eck een waardig opvolger van Jacob Olie. Die uitspraak doet hij in een lezing, die hier is samengevat. Nieuw is de informatie over de familie Van de Waal.

Jacobus van Eck (geboren in 1873 te Amsterdam, overleden in 1946) wordt in 1897 makelaar in koffie en thee. Hij woont in 1915 nog op de Leidschegracht 28 en van 1916 tot op zijn overlijden in het huis aan de Keizersgracht 397. Van Eck blijft vrijgezel en kinderloos. In 1906 begint hij een topografisch verzameling aan te leggen: tekeningen, prenten, kaarten, schilderijen en foto’s van Amsterdam.

Van Eck is vooral geïnteresseerd in de veranderingen aan de rand van de stad: de stadsuitbreiding richting Zuid en West, de nieuwbouw en de demping van de kleinere grachten. In 1914 wordt Van Eck lid van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG). Hij vervult daarin de functie van penningmeester en commissielid.

 

In 1917 gaat Van Eck zelf fotograferen. Op zijn fotografeertochten wordt Van Eck altijd vergezeld door collega­verzamelaar Antonie Marinus van de Waal (geboren in 1890 te Arnhem en overleden in 1968 te Amsterdam). Als het nodig is houdt hij het verkeer tegen met zijn wandelstok zodat Van Eck een mooie foto kan maken. Men kan veronderstellen dat Van Eck en Van de Waal intiem bevriend zijn en misschien is dat ook zo, maar Van de Waal is getrouwd. Hij en zijn vrouw Aaltje Imke Waning (ook geboren in 1890) krijgen drie jongens, in 1918, 1920 en in 1927. Ze wonen op de Willemsparkweg 153 één hoog en hij werkt bij De Nederlandse Bank.

 

In 1935 houdt Van Eck een lezing over De schoonheid van Amsterdam vóór en na het dempen, 1809-­1934. Hij betreurt de dempingen, maar vindt niet dat met het dempen de schoonheid is verdwenen.

 

In 1938 schrijft Van Eck in de catalogus van Amsterdam 1898­-1938 dat de tentoonstelling een beeld geeft van ‘De schoonheid der nieuwe stadswijken en van de karakteristieke bekoring der geannexeerde dorpen’. Van Eck wordt onderscheiden door het KOG­-bestuur, het tijdschrift Amstelodamum, de stad Amsterdam en hij wordt benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau.

 

In de dertiger jaren begint hij aan een uitgebreide studie van de Amsterdamse schans, bolwerken, molens en Buitensingel. Doordat hij in de oorlogsjaren weinig kan werken zet hij die studie om in een boek. In 1948 verschijnt postuum dit boek waarin Van Eck deze geschiedenis heeft beschreven. De publicatie wordt geredigeerd en persklaar gemaakt door Van de Waal. Het boek “De Amsterdamsche Schans en de Buitensingel” is nog steeds een toonaangevend en veel geraadpleegd boek.

 

Achteraf is Van Ecks fotografie in te delen in twee periodes: 1917-­1922 en 1929­1941. Hans Rooseboom vindt Van Eck een waardig opvolger van Jacob Olie. Olie is overleden in 1905 en Van Eck begint met fotograferen in 1917. Beiden fotograferen de stad Amsterdam vanuit hun historische belangstelling.

 

Van Eck was nogal bescheiden over zijn fotografie. Ten onrechte want zijn foto’s doen niet alleen denken aan het werk van Olie maar ook aan dat van Frits Weeda. Frits Weda bij het stadsarchief  .

 

In FOAM is zijn werk tentoongesteld tijdens de tentoonstelling "Panorama Amsterdam 1862-2003" van 19-6-2003 tot 24-8-2003.

 

(bron http://www.amsterdamnoord.com/historische-figuren/jacobus-van-eck/, Albert van der Vliet en www.theobakker.net/pdf/fotografen.pdf, Theo Bakker)

 

 

Hebt u aanvullingen of meedoen?

Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.