Keizersgracht 40

Keizersgracht 40

Keizersgracht 40

Keizersgracht 40, Tekening Caspar Philips

Tekening Caspar Philips

Keizersgracht 40 Groenlandse Pakhuizen

Gebouwd             1621
Architect               -
Opdrachtgever    IJsbrant Dobbe
Monument           Rijksmonument

1853 : SS 376  (huisnummer 1853-1875)

1808 : 49 5157  (verpondingsnummer)

1796 : 49 412    (kleinnummer)

1732 : 49 5008  (verpondingsnummer)

Kadast: D 5549  (kadaster oud)

Keizersgracht 40, Trapgevel

Trapgevel

De drie "Groenlandse pakhuizen", 40, 42 en 44

 

Dit pand is een van de drie "Groenlandse pakhuizen", alle drie de pakhuizen hebben trapgevels eindigend in een toppilastertje. Daarmee behoort dit rijtje tot de zeldzame pakhuizen in Amsterdam met een trapgevel, meestal hebben de pakhuizen een tuitgevel. Een vergelijkbare trapgevel heeft Singel 2.

De pakhuizen hebben verticaal gekoppelde hijsluiken of zolderluiken. Ter weerszijden daarvan bevindt zich een venster met bolkozijn, dat wil zeggen een kozijn met een middenstijl waardoor twee openingen ontstaan. De hijsbalken zijn overkapt ter bescherming, zoals op de foto goed te zien is.

 

De bouw in 1621

Er zijn vijf pakhuizen gebouwd op het perceel dat gekocht is door IJsbrant Dobbe of Ysbrand Dobbesz, die ook op voorkomt op de lijst met aandeelhouders van de Noorse Compagnie. In 1621 worden deze vijf pakhuizen, 36 -  44, gebouwd met meerdere participanten voor het gebruik door de Noorse Compagnie of Groenlandse (Walvisch) Compagnie, waarvan de drie Groenlandse als opslagruimte voor traan. Onder de pakhuizen zijn daarvoor zestig gemetselde traanputten gemaakt, die elk 10.000 liter traan kunnen bevatten. Op de vogelvluchtkaart van Balthasar Floris uit 1625 staan de drie Groenlandse pakhuizen al afgebeeld samen met twee tegelijk gebouwde pakhuizen op de Keizersgracht 36 en 38. Achter Keizersgracht 38 t/m 44 ligt nog een pakhuis, evenwijdig aan de Keizersgracht.

 

De Noorse Compagnie, die is opgericht in 1614 en die tot 1642 het alleenrecht heeft op de walvisvangst, wordt in dat jaar dan ook opgeheven. De walvisvangst wordt dan 'vrij'. De drie pakhuizen zijn gebruikt als opslagruimte voor de producten van de walvisvangst, er is vooral traan opgeslagen. Dat gebeurd in gemetselde traanputten op de begane grond – per pand 30 putten die elk zo’n 10.000 liter traan kunnen bevatten en in vaten op de zolders. Of en hoe lang de pakhuizen daarna nog voor traanopslag zijn gebruikt, is niet bekend, maar na 1685 is traanopslag, vanwege de grote stankoverlast, in elk geval alleen nog toegestaan op de Nieuwe Teertuinen, dat dan buiten de stad ligt.

In 1738 worden de Groenlandse Pakhuizen eigendom van burgemeester mr. Gt. Corver. In 1911 komen de pakhuizen in het bezit van de firma H.G. Bührmann, een papierhandelaar. De panden worden aangepast en verstevigd voor de papieropslag door het architectenbureau Baanders. In 1922 worden ze gerestaureerd en in 1927 wordt door het architectenbureau Baanders de zolder van de pakhuizen aangepast, wat verder van de gevels wordt een dwarskap aangebracht om meer ruimte te creëren voor de papieropslag. In 1940-1941 laat H.G. Bührmann de gevels restaureren, de olie op de gevel is eraf gestoomd, waardoor de originele steenkleur weer te zien is. Daarbij zijn de traanputten, die niet meer worden gebruikt volgestort met puin. 

 

De Tweede restauratie

Het aannemingsbedrijf D. Versloot BV uit Bodegraven, koopt de oude panden in 1978 met het doel er woonruimte van te maken. De historische Groenlandse pakhuizen zijn door architect G. Prins gerestaureerd en tot 19 woningen 'omgebouwd'.

 

Bij de restauratiewerken zijn alle traanputten, die zes meter diep zijn, nog aangetroffen en ook het gemetselde gewelf, dat de putten afsluit. De putten, op een na, waren bij de vorige verbouwingen en restauraties volgestort met puin. Ook vertoonden verscheidene putten lekken. Bij de restauratiewerken zijn een aantal putten ontgraven voor het aanbrengen van betonpalen voor het herstel van de funderingen, waarna over alle putten een betonconstructie is aangebracht, waarop de drie pakhuizen nu gefundeerd zijn.

 

De hoofdconstructie van de pakhuizen bestond oorspronkelijk uit een houtskelet, waarvan het gedeelte van begane grond en tussenverdieping in langsrichting en het gedeelte van de eerste en tweede verdieping in dwarsrichting was gezet. Door deze constructie en omdat de balklaag van de tussenverdieping was gesloopt, ontbrak in het ondergedeelte elke vorm van 'dwarsverband'. Ondanks de restauratie in 1922 door architectenbureau Baanders waren de drie panden bij wijze van spreken, aldus architect Prins, door hun knieën gegaan met een knik van 30 cm.

Door overbelasting was bovendien in de vloeren een verzakking tot 40 cm opgetreden. Hierdoor was gevaar voor instorting ontstaan. Om dit te voorkomen waren tegen de langsmuren steunberen aangebracht. Desondanks was de toestand van de panden zo slecht, dat een in 1960 begonnen restauratie niet doorging. De laatste vijftien jaar hebben de pakhuizen leeggestaan.

Van de drie oorspronkelijke langskappen was, vermoedelijk bij de restauratie van 1922. voor een groot gedeelte één geheel nieuwe kap over alle drie panden aangebracht, terwijl het resterende gedeelte achter de voorgevels van de drie langskappen ook niet meer de originele 17e eeuwse kappen waren. Bij de recente restauratie is met het oog op betere gebruiksmogelijkheden de grote kap gehandhaafd en zijn de gedeelten van de drie langskappen in hun oorspronkelijke vorm hersteld.

De voorgevel is geheel gerestaureerd in de vorm, zoals bij de aanvang van het werk aangetroffen. Dit betekent, dat de voorgevel in hoofdzaak gelijk is aan de afbeelding in het grachtenboek uit 1768.

Keizersgracht 40 Voordeur

Voordeur

Keizersgracht 40 Raam

Raam

Hebt u aanvullingen of wilt u meedoen?

Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.

Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.

 

Foto's of andere informatie vande  panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.