Rond 1739-1757 woont hier koopman Abraham Fabricius, die in 1742 ƒ 800,- huur per jaar betaalt, en rond 1770-1781 eerder genoemde Jacob de Vrolijk. Jacob geeft het huis in 1770 een nieuwe gevel onder trigliefenlijst en gesneden fronton en voorzien van getoogde vensters 3); het was een der vroegste panden in Lodewijk XVI-stijl. Vermoedelijk is het huis inmiddels al in diepte verdubbeld. In 1787 woont hier de weduwe van De Vrolijk, Magtelt van Duyns, in ca. 1793-1796 mr. Jeronimus Tonneman, die getrouwd is met Margaretha Beeldsnijder en naar Herengracht 600 verhuist. In 1794 wordt Herengracht 109 toebedeeld aan Magtelts zoon Cornelis Jansz de Man (in 1800 woont Willem Kuncke er), na wiens dood het in 1801 op de veiling voor ƒ 11.500,- wordt aangekocht door koopman Johannes Ruys [1750-1825].
Hij is chef van de firma Ruys & Zimmerman, weduwnaar van Margaretha Dorothea Groenenberg en in 1789 hertrouwt met Lobetta de Bruijn [1760-1848] en gaat in het huis wonen. Deze firma wordt in ca 1805 als eigenares van het huis vermeld. Tussen ca.1804-1816 woont hier koopman J.C. Zimmerman (huur in 1810 ƒ 900,- per jaar), ca. 1839-1865 graanfactor Johann Philip Altes of Altess[1790-1875] uit Löllbach, die sinds 1825 getrouwd is met Antonia Korthals[1795-1882], een dochter van Willem Korthals Evertsz. In 1866 worden Herengracht 109 en 111 bij boedelscheiding toebedeeld aan de commissionair Willem Korthals-jr. van Herengracht 111, lid van de firma Heybroek & Co, waarna Herengracht 109 in 1870 voor ƒ 14.000,- eigendom wordt van Loth Gijselman, makelaar en ondernemer van publieke veilingen in De Zon aan het Singel 118. Hij heeft op Herengracht 109 heeft gewoond en koopt in 1879 ook het pand op nummer 111. Beide panden laat hij in 1895 na aan zijn weduwe Engelina Margaretha Zimmer. Zij blijft op Herengracht 109 wonen.
Beide panden worden in 1907 voor ƒ 34.100,- verkocht aan de N.V. Mij. Tot Exploitatie van Onroerende Goederen Amsterdam en in 1911 voor ƒ 44.156,- aan de advocaat mr. Johan Hendrik Gerrit Bekker, wonende Prinsengracht 721. In 1917 wordt Herengracht 109 voor f 30.000,- verworven door firma Bouwens & Vorkink, die zich hier vestigt. Ze laten een verbouwing uitvoeren door de architect Pieter Vorkink [1878-1960] in 1918, de broer van Christiaan Vorkink[*1880]. Deze firma wordt in 1926 voortgezet onder de naam N.V. Handelmij. v/h Bouwens & Vorkink en in 1935 opgeheven, waarna het pand op naam komt van de firmant Christiaan Vorkink. In verband met de bominslag van 11-5-1940 (zie Herengracht 105, tabblad “Bommen op de hoek”) wordt Herengracht 109 ten behoeve van de gemeente onteigend door de Gemachtigde van de wederopbouw (uitbouw met ondergrond) maar in 1951 voor ƒ 9.000,- weer verkocht aan genoemde Christiaan Vorkink, dan wonende te Roekel (gemeente Ede). Zijn erven verkopen het huis in 1960 voor ƒ 80.500,- aan Salomon de Rood[*1891-], zich noemende Arnold S. de Rood, van Herengracht 318, en zijn vrouw Francisca Theresia Hoorenman[*1892-].
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.