Geschreven door Theo Bakker (zie ook http://www.theobakker.net )
Het stadsbestuur, dat zoveel extra ruimte geschapen had, kreeg er zin in en benutte elke vierkante meter om iets van de investeringen terug te verdienen. De kramen stonden zelfs midden voor de vierschaar en het werden er zoveel, dat in 1555 de huurprijs moest dalen om ze te blijven slijten. De aard van de producten was door het verjagen van stank, vuil en lawaai veranderd. Er stonden nu boekhandelaren, linnenverkoopsters, schoenverkopers, kramers en exotische waren op het plein. De minder edele producten stonden in de op de Plaetse uitkomende stegen. Dit was uitdrukkelijk het beleid en het handhaven kostte ontzettend veel energie van de marktmeesters. Uit het einde van de 16e eeuw stamt het eerste eenrichtingverkeer richting Plaetse: in via de Halsteeg en Gasthuissteeg, uit via Pijlsteeg en Vogelsteeg. In de Vissteeg kocht de stad tussen 1586 en ’88 zes huizen om af te breken en de doorgang te verbeteren. In het laatste kwart van de 16e eeuw werden de kramen op de Plaetse stuk voor stuk vervangen door ‘cassen’, het best te vergelijken met kiosken. Dat bood de koopwaar (en de koopman) wat meer bescherming, maar was zeer tegen de zin van omwonenden die vanuit hun huis een winkel dreven of hun uitzicht belemmerd zagen. Het stadsbestuur was niet geneigd op te treden, maar toen in 1611 voor de ingang van de nieuwe beurs een winkelgalerij geopend werd stelde zij de marktkooplieden voor de keus daar een winkel te huren of hun cassen af te breken.
Probleem bleef dat de kooplui zich nauwelijks iets aantrokken van verordeningen en regels. De straffen en boeten werden steeds extremer om duidelijk te maken dat de regels serieus te nemen waren. Een vreemd idee is het dat de Plaetse ’s nachts, op de Kromelleboogsteeg na, rondom afgesloten was met kettingen. Dat is tot in de 18e eeuw gebruik geweest. Het aanbrengen en wegnemen was (mogelijk tijdelijk) in handen van de schutterij. De beurs van Hendrick de Keyser In 1607 besloot de vroedschap tot de bouw van een koopmansbeurs over het Rokin, ten zuiden van de Middeldam. Deze koopmanbeurs moest en zou er komen, alleen al omdat andere grote handelssteden ook zo’n beurs hadden. Er was een handelsplek in de open lucht, die bij slecht weer onder de luifels van de huizen en na 1586 naar de St. Olofskapel verhuisde. Sinds de oprichting van de VOC in 1602 was er een representatieve plek nodig om de specerijen te verhandelen. Ook de grote partijen hout, die veelvuldig van eigenaar wisselden, konden naar zo’n beurs. Vanwege de handel in aandelen, uitgegeven om de kostbare reizen naar de Oost te financieren, wordt deze Beurs tevens gezien als de oudste aandelenbeurs ter wereld. Op 1 december 1607 presenteerde het ‘Fabrycks amt’ (Publieke Werken noemen we dat nu) twee maquettes aan de vroedschap, die voor het kleinste gebouw koos. Het bestond uit een groot plein met rondom vleugels die het geheel afsloten van de openbare ruimte.
Waar komt die naam vandaan? Hij is niet uitsluitend in Amsterdam te vinden; ook Den Haag heeft zijn Plaats en in Utrecht was een Plaets. Wat die plekken gemeen hadden was dat het locaties voor rechtspraak, schandpaal, geseling en terechtstelling waren. Dat ging voor Amsterdam volledig op; na de stadsbrand van 1452, waarbij ¾ van de stad in de as gelegd werd, waaronder het gasthuis en het stadhuis, werd in de herbouw het complex o.a. uitgebreid met een stadhuistoren en een vierschaar.
Die vierschaar was 10 voet buiten de rooilijn gebouwd en aan drie zijden open, zodat het publiek de rechtszittingen kon volgen. Die constructie kon men door het hele land tegenkomen en ook de vierschaar in het nieuwe stadhuis heeft open vensters aan de Damzijde. Ook worden we steeds weer attent gemaakt op de afwijkende ‘gerechtszuil’ van de middeleeuwse vierschaar, waarvan menigeen veronderstelde dat die van ouder datum zou zijn en van een andere plaats overgebracht was. Op de tekening van Saenredam is goed te zien dat het kapiteel van de meest rechtse kolom een romaans ruitmotief heeft. Schavotten stonden tot de Franse tijd wisselend tegen het stadhuis of de waag en terechtstellingen door ophanging vonden ook vanaf de waag plaats. Daarna pas werden de lijken nog eens op de Volewijck opgehangen.
In de 17e eeuw komt de benaming ‘Dam’ in zwang. Juist toen was dat een verwarrende naam, omdat er hoegenaamd geen binding was tussen marktplein en de dam in de Amstel. Het ‘Huis onder ’t zeil’ was juist gebouwd om die twee te scheiden. Door de grootscheepse sloop van 1908-’15, waardoor de Vijgendam verdween en twee in elkaar overlopende pleinen ontstonden, is de benaming logischer geworden.
Onder het gebouw door was de damsluis bereikbaar. In 1608 werden de oevers van het Rokin versterkt en begon het heien. Tijdens de bouw werden de plannen nog gewijzigd en enkele huizen afgebroken om de walkanten beter te kunnen verstevigen. Bovendien stelde men vast dat de naaste huizen op de dam wel erg dicht op de beurs zouden staan en werd er van de achterkant der huizen een strook afgebroken om een ruimte van minstens twaalf meter rondom te krijgen. Hiervoor werd de gigantische vergoeding van ruim ƒ15.000 aan vijf eigenaren betaald. De bouw was in handen van stadstimmerman Jacob Staets, stadsmetselaar Cornelis Danckertsz en stadssteenhouwer Hendrick de Keyser. En wel in die volgorde, terwijl wij tegenwoordig de architect, zoals wij De Keyser graag zien, vele malen belangrijker vinden dan de techneuten van het Fabrycksamt. Toch is dat niet zo verwonderlijk; voor begin 17e eeuw was het bouwen van zo’n immens groot plein, zwevend boven het water van het Rokin een technisch hoogstandje! Tenminste, dat zou het geweest zijn als de volgende twee eeuwen niet zo’n treurige geschiedenis waren geworden. Het gebouw bleef permanent ‘werken’. Het zou een omsloten plein worden van krap 60 bij 35 meter met alleen aan de randen een overkapping met een verdieping, gedragen door 42 pilaren. De bogen beneden en de ‘cassen’ op de verdieping waren te huur als werkplek, kantoor of ‘winkel’.
Ook waren er enkele woningen in het gebouw ondergebracht. Zowel in de noordelijke (damzijde) als de zuidelijke gevel (Rokinzijde) waren ingangen naar de binnenruimte. Op de zuidelijke vleugel stond een toren met een klokkenspel en uurwerk (zie af beelding pagina 21). Op 29 mei 1608 werd de eerste steen gelegd en in 1611 was de beurs gereed, zij het dat hij nog niet direct volledig in gebruik genomen kon worden. Bijna twee jaar waren werklui nog bezig de opgang aan te leggen, waarvoor de stadspaardenstal moest verhuizen naar de Nieuwezijds Voorburgwal. In 1611 werden wel al twaalf bogen onder de beurs verhuurd en in 1612 waren al 128 ‘kastjes’ verhuurd, de eigenlijke handelsplekken op de beurs. De eerste handelsdag, ‘vergaderinge der coopluyden’, was op 1 augustus 1611. De nieuwe beurs werd een waar prestigeproject. Het inspireerde het stadsbestuur om de omgeving ook onder handen te nemen, waarvoor weer enkele huizen aangekocht werden. Particulieren kregen ook de smaak te pakken, kochten aftandse huisjes op de Middeldam, braken die af en zette er representatieve panden voor terug. In 1624 zagen we al dat de vismarkt vergroot werd en omgeven door lange nieuwe gebouwen, die de markt afsloten van het verkeer op de Middeldam. Dit is zo ongeveer het moment dat ‘die Plaetse’ Dam genoemd gaat worden en – even misplaatst – de Middeldam Vijgendam. Toen in 1526 de werkzaamheden aan de kaden langs het Damrak, tussen Plaetse en Zoutsteeg begonnen, werd een partij bedorven vijgen als opvulmateriaal gebruikt. Dat leverde dat stukje kade de bijnaam ‘Vijgendam’ op, die in officiële stukken nog enige malen voorkomt. Ergens in de 17e eeuw is die naam overgestoken naar wat tot dan Middeldam heette; dat deel kreeg zelfs officieel die naam tot de sloop (1912) voor de nieuwe zuidwand van de Dam met o.a. gebouw Industria. We zijn nu in de tijd aangekomen dat Balthasar Florisz van Berckenrode zijn beroemde kaart van de stad uitbracht: 1625. De Middeldam is gereduceerd tot een straatje, het deel van de Middeldam boven de vroegere westsluis, nu duiker, was bij de Dam gevoegd. De nieuwe waag stond glorieus bijna midden op de Dam.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.