Rotterdamsche Bank

Rotterdamsche Bankvereeniging (Robaver) , Rotterdamsche Bank

 

Keizersgracht 706  1905 - 1911 firma Determeyer Weslingh en Zoon

                            1911 - 1913 Rotterdamsche Bankvereeniging

 

Rokin 33-47          1913 - 1987 Rotterdamsche Bankvereeniging/ Rotterdamse Bank

 

Een valse start, daarna pas op de plaats, 1863-1911

De Rotterdamsche Bank is op 16 mei 1863 in Rotterdam opgericht door een groep zakenlieden en bankiers, waaronder Marten Mees, firmant van R. Mees & Zoonen , die hiermee onbedoeld een toekomstige, geduchte concurrent voor zijn eigen bedrijf creëerde. Het idee van de oprichters was om, naar voorbeeld van de Engelse overzeebanken, een kredietinstelling in het leven te roepen die zou voorzien in de groeiende kapitaalbehoefte van bedrijven in Nederlands-Indië. Door een té ambitieuze opzet, leed de Rotterdamsche Bank forse verliezen in Nederlands-Indië en sloot daar haar vestigingen. De zogenoemde Pincoffs-affaire (1879) leverde, naast andere banken als R. Mees & Zoonen, ook de Rotterdamsche Bank een behoorlijke schadepost op. Wijs geworden beperkte de bank daarna haar activiteiten tot Rotterdam en wijde omgeving.

 

Start van de concentratie in het Nederlandse bankwezen, 1911-1922

Onder bestuur van Willem Westerman maakt Rotterdamsche Bank een periode van groei door. In 1911 fuseert Rotterdamsche Bank met de Deposito- en Administratie Bank (opgericht in 1900) tot de Rotterdamsche Bankvereeniging (Robaver). Door fusie met Determeijer Weslingh & Zn. (opgericht in 1765) in hetzelfde jaar wordt Robaver een beursgenoteerde bank en krijgt ze ook zelf toegang tot de Amsterdamse handelsbeurs, de fusie tussen de Rotterdamsche Bankvereniging en het Amsterdamse Determeijer Weslingh & Zn. zorgt wel voor commotie, door de aloude rivaliteit tussen de grote steden.

Ze vestigt haar kantoor in op het Keizersgracht 706 maar verhuist al in 1913-1914 naar het Rokin 33-47. Latere overnames zijn die van Labouchere, Oyens & Co. (opgericht als Ketwich & Voombergh in 1790), en de Nationale Bank uit Den Haag. Daarnaast wordt een groot aantal lokale banken overgenomen. In een paar jaar groeide Rotterdamsche Bankvereniging sneller dan alle 50 jaren daarvoor, en wordt een van de grootste bankbedrijven van het land. Vanaf 1916 wordt het bedrijf uitgebreid door het opzetten van de Nationale Bankvereeniging (Natobank) (Utrecht) en Zuid-Nederlandsche Handelsbank (Zuidbank) in Tilburg. Robaver is dan grootaandeelhouder in deze twee banken. Op 31 december 1920 worden Zuidbank en Natobank samengevoegd, en op 1 januari 1929 wordt het geheel weer geïntegreerd in Robaver. In dezelfde periode worden ook buiten Nederland diverse activiteiten ontplooid, waaronder het opzetten van de Bank voor Indië, Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika Herengracht 436, Hollandsche Bank voor de Middellandsche Zee, Hollandsche Bank voor West-Indië and Russisch-Hollandsche Bank.

 

Crisis, 1922-1927

Een overmatig optimisme, gebaseerd op de hausse na de Eerste Wereldoorlog die omslaat in een baisse door de economische crisis in Duitsland, leidt in de jaren 1922-1925 tot een algemene bankencrisis. De Rotterdamsche Bankvereniging is een van de meest opvallende slachtoffers. In de voorafgaande expansie blijkt de Rotterdamsche Bankvereniging te veel krediet te hebben verleend, zonder voldoende reserves aan te leggen. Minister van Financiën Colijn geeft in 1924 persoonlijk opdracht aan de Nederlandsche Bank te hulp te schieten, waarna alle deelnemingen in overzee-banken worden afgestoten. Rond 1927 is de crisis bezworen en gaat de bank verder, echter zonder president Westerman.

 

Herstel en expansie, 1928-1964

Inspelend op het groeiend aantal vrouwelijke cliënten, richt de Rotterdamsche Bankvereniging in 1928 de Vrouwenbank in Amsterdam op in een apart gebouw met vrouwelijk personeel op het Rokin, gekoppeld aan de bestaande bebouwing. In 1971 is deze instelling wegens de veranderde tijden overbodig geworden en opgeheven.

De vergaande fusieplannen van de Rotterdamsche Bank en de Amsterdamsche Bank zijn in juli 1939 afgeblazen door de oorlogsonrust die dan ontstaat aan het eind van dat jaar. Na de herinvoering in 1947 van de oude naam ‘Rotterdamsche Bank’ , wordt in 1960 de Nationale Handelsbank overgenomen, waardoor de Rotterdamsche Bank de beschikking krijgt over vestigingen in het Verre Oosten, alsmede een bank in Canada. Deze vestigingen zijn vóór 1964 alweer verkocht. De fusieplannen van voor de oorlog worden in de begin jaren zestig weer opgepakt, hetgeen leidt in 1964 tot een fusie tussen Rotterdamse Bank en Amsterdamse Bank tot de Amsterdam-Rotterdam Bank. Later, op 24 augustus 1990 fuseren  ABN Bank en AMRO Bank weer tot de ABN-AMRO bank met haar hoofdkantoor in Amsterdam.

 

Bron ABN AMRO Historisch Archief

Hebt u aanvullingen of meedoen?

Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.