Singel 124

< 122 Singel                                                                        Panorama                                                                 Singel 126 >

Singel 124

Singel 124

Singel 124, De vergulde Pijnappel

 

Gebouwd             1710
Architect               -
Opdrachtgever    Willem van Laer
Monument           Rijksmonument

Singel 124, Gang, vanaf de voordeur naar het trappenhuis.

Benedengang met medaillon en (rechts) uitstalkast. Foto Wim Hutter 2014

Het huis Singel 124 'De vergulde Pijnappel'

Gevel in drie traveeën; in het met fraaie klauwstukken versierde fronton de afbeelding van een vergulde pijnappel.

Vanaf de vroege 17e eeuw liep er van de achterzijde van het huis een steegje (aanvankelijk de Brackegang genaamd) naar de Herengracht (uitmondend tussen de nrs. 111 en 113). Aanvankelijk stonden er in dit steegje drie huisjes, waarvan er twee in de eerste helft van de 18e eeuw werden verwijderd door Cornelis van Laer en het laatste in 1790 door Lodewijk van Laer. Het gehele erf werd daardoor in een tuin omgezet met een vrije uitgang op de Herengracht. In 1902 werd een deel van deze gang aan Herengracht 113 afgestaan en bij dat huis getrokken. De firma Malten liet in 1926 een toonzaal in de tuin aanleggen die in 2010 door de huidige eigenaren weer werd gesloopt.

Interieur sluit aan bij de zeventiende-eeuwse grachtenpanden, met een eigen opgang in voor- en achterhuis. Benedengang voorzien van ton- en kruisgewelfjes (gewelfde stucgang), Daarin tevens een uitstalkast met verglaasde bovendeuren. Voorts aan het einde van de gang een aan Jan Goeree toegeschreven medaillon van wit gestuct hout, voorstellende de godin Ceres met aren en sikkel, herinnerend aan de graankoopman Willem van Laer die het huis ingrijpend liet renoveren.

Op de zolder bevindt zich nog een houten hijsrad met ijzeren gaffelijzers.

De vrije uitgang van Singel 124 naar de Herengracht

De vrije uitgang van Singel 124 naar de Herengracht op de kaart van Balthasar Florisz van Berckenrode in 1625 (blauw gemarkeerd).

Jan Goeree (toegeschr.) De graangodin Ceres met sikkel en halmen in de benedengang van Singel 124.

Jan Goeree (toegeschr.) De graangodin Ceres met sikkel en halmen in de benedengang. Foto Wim Hutter 2013

Bewonersgeschiedenis Singel 124 'De vergulde Pijnappel'

 

De eerste bebouwing moet hebben plaatsgevonden in het kader van de tweede uitleg van Amsterdam aan het eind van de jaren '80 (1586-1587) van de zestiende eeuw. Een zekere Geryt Dircksz Brack(gen) ook wel Schipper genaamd, heeft  er een huis bezeten dat de naam “De Pijnappel” droeg zo blijkt uit een analyse van transporten van belendingen van dit huis.

 

De eerste kwijtscheldingsakte die onomstotelijk betrekking heeft op de verkoop van het huis dateert van  28 maart 1624; vastgelegd is dat Jacob Gerritsz Hoyngh (1555-1625) het pand 'uythangende de vergulden pijnappel' verwerft. Deze Hoyngh was een vermogende lakenkoopman, vanaf 1593 lid van de raad van Amsterdam , schepen in 1585 en burgemeester in 1618 en 1620.

De erven van deze oud-burgemeester verkopen het 'huys en erve genaemt de vergulde Pijn-appel, staende en gelegen op de Westsijde van de Cingel, anders genaemt de Coningsgraft, tusschen de Lijnbaens- en jan Roodenpoortsbrugghen' op 17 mei 1653 aan mr. Cornelis Hop (1620-1704). Deze was op dat moment een suksesvol advocaat met een grote praktijk, en werd in 1666 benoemd tot pensionaris van Amsterdam, de belangrijkste ambtenaar van de stad. Na een bewogen bestuursperiode (waarin in 1672 de wet werd verzet) vertrok Hop in 1675 naar de Hoge Raad van Holland, Zeeland en Westfriesland als Raedt ordinaris. Hij overleed in 1704 in Den Haag.

 

 

 

Singel 124 De vergulde pijnappel in de topgevel.

Singel 124 De vergulde pijnappel in de topgevel. Foto www.gevelstenen.net

Kort daarop (in mei 1705) werd het huis verkocht aan de doopsgezinde graankoopman Willem van Laer (1660-1719) getrouwd met Levina van Coppenol die het ingrijpend liet verbouwen en een nieuwe fundering liet leggen. Van zijn zes kinderen is Cornelis (1705-1774) de enige die niet jeugdig overlijdt. Hij treedt in zijn vaders voetspoor en is een suksesvol koopman. In de jaren '40 raakte hij onder de invloed van de religieuze idealen van de Hernhutters. De leider van deze spirituele beweging, de graaf von Zinzendorf, logeerde in april 1746 op Singel 124 voorafgaand aan de grote conferentie in Zeist. Een jaar later lieten Van Laer en zijn vrouw Cecilia van der Vliet zich opnemen in de Broedergemeente en vertrokken zij uit Amsterdam. Van Laer was enige tijd Heiden Diaconus van de gehele internationale Broedergemeente en een belangrijk financier van de beweging.

Het huis Singel 124 gaat nu voor lange tijd in de verhuur, totdat de kleinkinderen van Cornelis van Laer het tenslotte in 1819 verkopen. Huurders in die periode waren o.a. de koopvrouw Hendrina Das, weduwe Pieter de Vries (ca 1765 tot 1795), de zoon van de bekende Zwitserse pastelschilder Jean Etienne Liotard (1795 tot 1800), Pieter Buyssant Heems, en tenslotte na 1804 de uit Arnhem afkomstige makelaar en cargadoor Jan Schutte Hoyman en zijn gezin.

De zoon van deze Hoyman, Rutger Hoyman (1774-1830), oefende eveneens het makelaars- en cargadoorsvak uit en kocht Singel 124 op 27 januari 1819. Hij was vanaf 1807 tot zijn dood tevens Oppercommissaris der Havens, Walen en Kranen en bekleedde gedurende lange tijd verschillende bestuursfuncties in het Genootschap Felix Meritis. Na zijn dood woonde zijn zoon Jan Schutte Hoyman in het huis totdat deze het in 1855 executoriaal liet verkopen.

 

Koper was toen de vermogende katholieke zeepzieder Eduard Johan Heinrich Clemens Woltman Elpers (1826-1896), directeur van de zeepfabriek De Vergulde Hand op het Damrak. Toen deze in 1872 verhuisde naar het kapitale pand Herengracht 52 kwam het huis opnieuw ter veiling. Bij die gelegenheid werd het gekocht door de collecteur der Staatsloterij Herman Hendrik Crétier (1827-1885) die rond zijn kantoor op de hoek van het Rokin al een serie huizen bezat, maar in Singel 124 ging wonen. Na diens dood woonde zijn vrouw Anna van Braband tot 1894 in het huis. Daarna werd het verhuurd aan de doopsgezinde predikant I.H. Boeke en zijn gezin met studerende zoons. Deze bleef er wonen tot 1912 want een nieuwe eigenaar van het pand – de handelsagent Johannes Friedrich Werner Salen- was bereid de huurovereenkomst te handhaven. Salen werd in 1899 eigenaar van het huis en verkocht het in 1915 aan de uit Duitsland afkomstige koopman Agathon Malten die er zijn bedrijf “Gebr. Malten in galanterieën, lederwaren, luxe-artikelen enz. “ vestigde. Na de oorlog woonde diens zoon Klaus Malten tijdens zijn medische studie enige jaren in het huis. De Firma Malten werd in 1955 opgevolgd door H. ten Brink's uitgeversmaatschappij te Meppel die er zijn Amsterdamse kantoor hield. Voorts was een deel van het huis aan het Gemeenschappelijk Administratiekantoor verhuurd (destijds gevestigd in het grote kantoorpand Singel 126-130 uit 1912). Sinds 1972 is het huis weer in handen van particulieren die het voor eigen bewoning gebruiken.

Singel 124, De vergulde pijnappel in de topgevel

De vergulde pijnappel in de topgevel

Hebt u aanvullingen of wilt u meedoen?

Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.

Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.

 

Foto's of andere informatie vande  panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.