Hij is in 1805 nog steeds de eigenaar en bewoner, maar in 1810 is dit H.W. Tinman. Intussen zal de gevel van de huidige empire-roedenverdeling zijn voorzien. Daarna wonen in het huis de ongehuwde zusters Johanna, Maria Sophia, Elisabeth en Henriette Wilhelmina Tinman. Vanaf ongeveer 1816-1819 wonen de gezusters van Heesel in het huis. Maar de zusters Tinman doen het huis in 1820 voor ƒ 26.000,- van de hand aan de commissionair Cornelis Cruys [1780-1847] regent over de huiszittende stadsarmen en curator van de stadsarmenscholen. Cornelis gaat met zijn vrouw Beatrix de Wildt [1788-1836] in het huis wonen. Na hun dood valt het bij boedelscheiding in 1848 toe aan hun dochter Maria Anna Cruys, die het huis met haar ongetrouwde zusters (onder wie Anna Catharina) heeft bewoond. Rond 1852 woont er hun broer Gregorius Cruys [1817-81] in en in 1895 wordt het huis voor ƒ 32.000,- + ƒ 7.300,- gekocht door hun broedersdochter Bregitta Wilhelmina Jacoba Gerbrandina Cruys[*1860], die in 1890 is getrouwd met Gerard Hendrik van Senden [1855-1908], zij woonden al in het huis, maar zijn daarna naar Baarn verhuist en verhuren dan het huis.
Rond 1898 woont er Robert Daniel Cromenelin [1841-1907] lid van de firma Tutein Nolthenius & De Haan in effecten. In 1902 wordt het huis ter bewoning voor ƒ 45.000,- verkocht aan dr. Constant Charles Delprat[1854-1934], legde in 1881 het artsexamen af te Utrecht en die jarenlang een centrale persoon in de Vereeniging Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde is en sinds 1888 getrouwd is met Catharina Elisabeth Reynvaan. In 1919 is het huis voor ƒ 50.000,- gekocht door de koopman en huizenbezitter Johannes Adolphe Eberwein, die het huis in hetzelfde jaar voor ƒ 97.000,- overdoet aan de bouwkundige Herman Sabelson te Bussum, die het eveneens in 1919 voor ƒ 130.000,- verkoopt aan de firma Arnold Otto Meyer. Deze firma, die zijn kantoor in heeft, is in 1930 ontbonden, waarop het pand is toegewezen aan de firmanten Adolf Laspe, Franz Heinrich Witthoefft sr. en Albrecht Lorenz Lorenz-Meyer, allen kooplieden te Hamburg, die het pand nog in hetzelfde jaar inbrengen in de NV Arnold Otto Meyer. Rond 1933 heeft ook de NV Wagenknecht's Handel Mij zijn kantoor hier, de NV Handelmij Leo Peltenburg en de NV Algemeene Rotterdamsche Mij voor handel en crediet. In 1941 verkoopt de NV Meyer in liquidatie het pand aan de nieuw opgerichte vennootschap Arnold Otto Meyer (vennoten Adolf Schönberg en Willy Kellinghusen). In 1946 wordt het huis door H. W. J. Koffieberg als beheerder van deze vennootschap (vennoten Adolf Schönberg, Willy Kellinghusen, Albrecht Lorenz Lorenz-Meyer en Frans Heinrich Witthoefft jr.) met toestemming van het Nederlandsch Beheersinstituut voor ƒ 90.000,- verkocht aan de NV Nederlanse Lloyd van Herengracht 260-266, die het als haar kantoor laat inrichten. In 1967 wordt het met 258, 260, 262, 264, 266 en 268 voor ( ƒ 4.390.000,- door de Universiteit van Amsterdam gekocht, die er het Seminarium voor algemene en vergelijkende literatuurwetenschap en de Instituten voor moderne Aziatische geschiedenis, voor nieuwe Indische talen en voor Sanskrit heeft gevestigd.
In 1984 woont in het huis Frits de Jong Edz.[1919-1989]. Hij is historicus en later hoogleraar op het DNG (Documentatiecentrum voor Nieuwste Geschiedenis) en directeur van het IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis).
Het is nu een huis met acht appartementen erin.
bron: I.H. van Eeghen, G. Roosegaarde Bisschop, H.F. Wijnman. Vier eeuwen Herengracht, 1976.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.