De groten brand, die op 2 Januari 1660 de suikerraffinaderij van Cornelis Nuyts met belendende
percelen vernielde. Melchior Fokkens schrijft ,,van den ongelukkigen brand die het schoone huys met al de Suyker verbrandde, zijnde een groote menichte Suykrren daarin; de schade wicrdt begroot wel op drie tonne Gouds; dit was een der grootste Suykerbakkeryen van de Stadt; op de zelve plaats is nu dit schoone Huys alle van witten gehouwen steen gezet; is vijf vierkanten hoogh, doch hier
in mogen geen ketels of Suyker-pannen nu gebruykt worden, maar .de koopmanschap van Suyker gaat evenwel hier zijn gangh.”
Er volgt uit dat nog in 1663 het eigenlijke bedrijf uit dat mooie nieuwc perceel was verdreven, maar dat heeft niet lang geduurd. In 1666 gaven schepenen de vergunning om het weder als raffinaderij te gebruiken en dat gebeurt ook, ondanks de protesten van de buren, op grond van een request van Elias Nuyts; de zoon van wijlen Cornelis. Hij heeft er zich op beroepen, dat zijn vader reeds 60 jaar suikerraffinadeur te Amsterdam is geweest en een van de eersten die dit bedrijf hier duurzaam hadden gevestigd.
Cornelis en zijn zeven jaar oudere broeder David zijn uit Antwerpen afkomstig. Cornelis trouwt hier ter stede, 37 jaar oud, in 1612 met Emerentia de Raedt. Samen kopen de broers van de stad in 1616 twee en later nog één perceel en worden aldus eigenaars van de gehele strook tussen de Herengracht tegenover de Warmoesgracht en de Keizersgracht tegenover de Westermarkt. David is hierbij alleen financieel betrokken. Hij trouwt te Leiden en is in Den Haag overleden. Cornelis blijft suikerfabrikant en hij heeft ook elders in de stad aandeel in een suikerraffinaderij. Hij moet zeer vermogend zijn geweest, maar uit welke bronnen zijn fortuin voortsproot is alleen op te maken uit een tekst op een schilderij. In het Rijksmuseum hangt zijn portret gemaakt door Jürgen Ovens in 1658. Daar houdt hij een papier in de hand met het volgende opschrift: “Cornelis Nuy[ts] gheportraiteert in 1658, oud 84 jaeren; na het afbranden van syne suycker raffinaderye 't Amsterdam maakte syne familije gheluckkich door groote conquesten in Oost Indien; Obijt in den ouderdom van 87 jaaren den vij junij Aº 1661.”
Voor zover wij konden nagaan is hij nooit zelf in Indië geweest. Volgens het opschrift heeft hij de groten brand niet, lang overleefd. Van die ramp schrijft ook Jan van der Heyden in zijn “Spuitboek” als een voorbeeld hoe vóór zijn tijd zo’n gebouw tot de grond kan afbranden en dat hoewel het water toch gemakkelijk van twee kanten kan worden aangevoerd. Waren zijn slangbrandspuiten er maar bij geweest, wil hij zeggen, dan was het nooit zo ver gekomen. Over het, nieuwe, na de brand van 1660 gebouwde, perceel waarvan Fokkens gewaagt, kunnen we oordelen door het grachtenboek van Boekverkoper Bernardus Mourik (1776).
Bron : J.F.L. de Balbian Verster, ‘De brand van “de koning van Poolen”’, Maandblad Amstelodamum 16 (1929), p. 53-54
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.