De Onze-Lieve-Vrouwekerk, ook de Redemptoristenkerk of Onbevlekt Hart van Maria kerk genoemd, is de eerste grotere neogotische kerk in Nederland. Ze is in 1852-1854 gebouwd door de architect Theo Molkenboer in opdracht van de congregatie van de redemptoristen. Het rijke interieur is nog grotendeels oorspronkelijk. De kerk geeft derhalve een goed beeld van een kerk uit een tijd dat de rooms-katholieke emancipatie op gang kwam in Noord-Holland. Tegenwoordig is de kerk een oecumenisch centrum waarvan drie kerkgenootschappen gebruik maken: de Syrisch-Orthodoxe kerk, de rooms-katholieke kerk en de Surinaamse katholieke kerk.
De orde van de redemptoristen, (Congregatio Sanctissimi Redemptoris, C.Ss.R.), is in 1732 gesticht door de Napolitaanse edelman Alfonso de’Liguori (1696-1787). De orde legt de nadruk op liefdadigheidswerk en boetvaardigheid. Aan de biecht wordt bijzonder belang toegekend, reden waarom Alfonso de’Liguori in 1950 tot patroon van de biechtvaders is uitgeroepen. Een andere bekende voorman is Gerardus Maiella (1726-1755) aan wie in Amsterdam een kerk en in de Onze-Lieve-Vrouwekerk een kapel gewijd zijn. Vanuit Nederland was de orde ook actief in Suriname. Daar hebben ze in Paramaribo in de jaren 1883-1885 de St. Petrus en Paulus Kathedraal gebouwd. Een bekende Nederlandse redemptorist is Peerke Donders uit Tilburg. Hij vestigt zich in 1863, direct na de afschaffing van de slavernij, in Suriname om missiewerk te verrichten. In deze kerk bevindt zich een in Suriname vervaardigde portretbuste van hem uit 1982.
Op 5 november 1850 is het klooster van de redemptoristen aan de Keizersgracht ingewijd, een van de eerste in Nederland sinds de Reformatie. Het is door architect Theo Molkenboer (1796-1863) gebouwd op het braakliggend terrein waar op zondag 19 oktober 1845 de oude suikerraffinaderij “het Paardenhoofd” van J.H. Rupe & Zoon, samen met nog enkele woningen, is afgebrand. Als de kloosterkapel te klein wordt, verrijst naast het klooster een provisorische houten kerk. De diensten worden zo goed bezocht dat de bouw van een grote permanente kerk noodzakelijk is. Ook hiervoor maakt Molkenboer het ontwerp. In 1854 wordt de nieuwe kerk al in gebruik genomen.
In 1985 is de kerk verkocht aan de Syrisch-Orthodoxe kerk. Ook de Surinaamse katholieke gemeenschap en de rooms-katholieke gemeenschap maken ook gebruik van de kerk voor de kerkdiensten. Voor de katholieke kerkgangers is de stichting Onze Lieve Vrouwe Kerk opgericht en verzorgt een priester van het Opes Dei de pastorale zorg. Het voormalige klooster, Keizersgracht 218, is ingericht als oecumenisch ontmoetingscentrum. In 1994-1996 ondergaat het gebouw, dat sinds 1973 op de Rijksmonumentenlijst staat, een uitgebreide restauratie.
Onze-Lieve-Vrouwekerk geldt als het hoogtepunt in het enorme oeuvre van Theo Molkenboer die tijdens zijn leven ruim 70 kerken heeft ontworpen. De kerk was het startpunt van de hausse in neogotische kerkbouw die de gehele tweede helft van de negentiende eeuw zal voortduren. De architectuur is typisch voor de eerste fase van neogotiek, die wordt aangeduid als ‘stukadoorsgotiek’ of ‘Willem- II- gotiek’. Kerken gebouwd in deze stijl vertonen ogenschijnlijk veel overeenkomsten met de, vooral Franse, gotiek. De kerk heeft de grondvorm van een driebeukige kruisbasiliek met een vijfzijdig gesloten koor met zijkapellen en verwijst daarmee naar de Franse gotiek uit de dertiende eeuw. Ook de andere uiterlijke kenmerken van een Franse gotische kathedraal zijn aanwezig, zoals spitsbogen, steunberen, kruisbloemen en pinakels, rijk gedecoreerde siergevels en smalle hoge spitsboogvensters. Alleen torens ontbreken om het beeld van een Franse gotische kathedraal te completeren. Het interieur vertoont de karakteristieke driedelige wandopbouw van arcade, triforium (loopgang), lichtbeuk, en een overwelving in de vorm van kruisribgewelven rustend op bundelpijlers met bladkapitelen. Maar de overeenkomsten zijn oppervlakkig. In constructie en materiaalgebruik heeft de kerk niets met de Franse gotiek van doen. Architectonische details, zoals de bladkapitelen, zijn gestukadoord en de gewelven zijn gemaakt van gestuukt hout. In het laatste kwart van de negentiende eeuw volgde een reactie op de bouwstijl van Molkenboer. De literator en theoreticus J.A. Alberdingk Thijm en de architect P.J.H. Cuypers hekelden de stukadoorsgotiek als een vorm van bedrog. Het wezen van de gotiek was juist gelegen in de constructieve logica, waarvan de uiterlijke vormen slechts een voortvloeisel zijn.
Het interieur bestaat uit drie beuken, met een pseudo-transept dat binnen het muurvlak van de zijbeuken blijft. Het verhoogde koor wordt geflankeerd door respectievelijk het altaar van de Heilige Familie (links, daterend uit 1867) en het Sint Alfonsusaltaar (rechts, 1914). Achter deze altaren bevinden zich de sacristieën.
De kerk is van meet af aan bedoeld rectorale hulpkerk. De parochies in de binnenstad zijn dan allang gevormd, ieder met hun eigen (schuil)kerk. Reeds bij het ontwerp werd rekening gehouden met de plaatsing van dubbele biechtstoelen in uitgespaarde nissen langs de zijbeuken, vier aan iedere kant. De biechtstoelen zijn in 1857 vervaardigd in het atelier van Cuypers en Stoltzenberg in Roermond. Vanaf 1881 werd het interieur geheel gepolychromeerd en van muurschilderingen voorzien. De voorstellingen getuigen van de Maria-devotie die de redemptoristen zozeer stimuleerden De gewelfschilderingen zijn gewijd aan de litanie van Maria van Loreto, de schilderingen in het transept aan Maria als Moeder van de Verlosser. De gebrandschilderde ramen in het transept zijn van J.B. Capronnier en in 1882 vervaardigd door glasmaker F. Nicolas. Ze verbeelden Maria´s Onbevlekte Ontvangenis en de Heilige Familie. De met reliëfs bewerkte marmeren communiebank dateert uit 1865 en is afkomstig uit München. Later is de communiebank ten behoeve van een doorgang naar het hoogaltaar doorgezaagd en in twee delen herplaatst. Friedrich Wilhelm Mengelberg beschilderde de balk boven de toegang tot het koor met half-figuren van de apostelen. Bovenop de balk verheft zich een groot triomfkruis geflankeerd door Maria en Johannes. Mengelberg vervaardigde ook het hoogaltaar (1881), een indrukwekkend verguld veelluik, uitgevoerd in de stijl van de Rijnlandse gotiek, en het altaar van Onze-Lieve-Vrouwe-Van-Altijddurende-Bijstand in het linker transept. Het mozaïek van het Gerardusaltaar, rechts van de ingang, en het Christus-mozaïek in het rechter dwarsschip zijn van de hand van H. Randag (1957).
Het orgel, in 1859 vervaardigd door Caspar Rettlar, werd later vergroot en in 1903 in tweeën gesplitst. In 1962 onderging het orgel een restauratie uitgevoerd door de firma Adema-Schreurs.
(bron o.a. www.Amsterdam.nl, wikipedia)
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.