Gebouwd ±1615, verbouw ±1790
Architect -
Opdrachtgever Jan Pietersz de Witt
Monument Rijksmonument
In 1614 koopt stokviskoper en schepen Jan Pietersz de Witt de twee percelen in de nieuwe stadsuitbreiding waarvan anderhalf perceel gebruikt is voor de bouw van een zes assen tellend woonhuis van bijna dertien meter breed en van het dubbele-huis type dat meer is toegepast, twee drieassige huizen naast elkaar, ieder met een trapgeveltop.
Het woonhuis, gebouwd omstreeks 1615, heette oorspronkelijk ‘De Propheet Jonas’ en wordt gekenmerkt door twee trapgevels in renaissance-stijl van Hendrick de Keyser met brede trappen en vleugelstukken, zoals goed te zien is op de tekening van Caspar Philips. Het huis is rijkelijk versierd met ornamenten op de trappen en ontlastingsbogen boven de vensters.
Vanwege de maximale lengte die de vloerbalken kunnen overspannen, is in het midden van het pand een dragende scheidingsmuur geplaatst.
In 1683 koopt Jacob de Flines, een zijdehandelaar, het grachtenhuis. In zijn opdracht is het huis in 1684-85 verbouwd en rijk versierd. De hal kreeg tegenover de ingang een eikenhouten portaal met Dorische pilasters (dat in 1910 met grenen betimmeringen aan beide zijden is uitgebreid). De gang voorbij dit portaal krijgt een stucgewelf. De zaal is door Johan Glauber beschilderd met landschappen, die door Gerard de Lairesse met figuren zijn gestoffeerd, terwijl een ander vertrek door Frederick de Moucheron is versierd met vier Italiaanse landschappen waarin De Lairesse op de voorgrond vrouwenfiguren aanbrengt. De beschilderingen zijn in de zaal opgenomen in een betimmering met Korinthische pilasters. Dit interieur is in 1910, als het kantoor en magazijnruimte voor de firma Vos & Co wordt, uit het pand gehaald. De behangsels van Glauber en De Lairesse zijn dan geschonken aan het Rijksmuseum, de betimmering bevindt zich in het depot van het Amsterdams Historisch Museum. Jacob de Flines bezat daarnaast ook een grote collectie schilderijen, die na zijn dood zijn geveild.
Jacob de Flines en zijn dochter Elisabeth vochten een langdurige vete uit, die begon toen Elisabeth, 19 jaar er in 1701 met Eduart Back 17 jaar, de knecht, van haar vader, er vandoor ging. En ze kreeg al snel een kind van Eduart. In het testament van de grootvader van Elisabeth aan moederszijde, de moeder van Elisabeth is gestorven toen ze twee was, is bepaald dat als Elisabeth trouwt, het grachtenpand aan Elisabeth toevalt, tenzij Jacob haar vijftigduizend gulden betaalt. Uiteraard weet Elisabeth hier niets van af.
Hierdoor en vanwege de schande, begint Jacob een lange strijd om eerst zijn knecht te laten veroordelen dat hij zijn dochter onrechtmatig heeft geschaakt. Dat mislukt na een aantal processen wordt hij, ondanks zijn afwezigheid, vrijgesproken omdat het personeel verklaart dat zij hem verleid heeft. Maar dat is niet het einde van de procedures, Jacob start de procedures opnieuw en verliest weer.
Het gaat door naar het Hof van Holland en zelfs voor de Hoge Raad, waar de partijen hun strijd tot het bittere eind voeren. Met de beste en duurste rechtsgeleerden. Vervolgens lukt het Jacob om zijn dochter te onterven.
Het hele verhaal is te boek gesteld in 2008 door Machiel Bosman in Elisabeth de Flines, Een onmogelijke liefde in de achttiende eeuw.
De erven van Elisabeth hebben het pand in 1747 verkocht.
In 1787 is de derde verdieping met mezzanino – tussenverieping – toegevoegd en zijn de trappentoppen vervangen door een kroonlijst. De twee dwars geplaatste zadeldaken zijn vervangen door één samengestelde kap. Aan de achterzijde zijn het maar twee verdiepingen.
De nieuwe bouwlagen zijn in twee beuken onderverdeeld door houten staanders, in plaats van door gemetselde dragende muren. Dat is gedaan om gewicht te besparen en zo de fundering niet te zwaar te belasten. Deze was oorspronkelijk immers niet berekend op deze extra opbouw. Niet lang daarna, in het begin van de negentiende eeuw, zijn aan de voorzijde de ramen vervangen en is de deuromlijsting met het monumentale snijraam geplaatst. Mogelijk dateert ook de stoep uit deze periode. Later in de negentiende eeuw zijn aan de achterzijde twee balkons geplaatst, het kleinere exemplaar is in 1874 ontworpen door Jan Springer. In deze periode zijn aan de achterzijde ook het balkon op de bel-etage, de erker over twee verdiepingen en de interieurs van de belangrijkste woonvertrekken op de eerste verdieping, aangebracht.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.