Dat het Sint Nicolaasgesticht in 1814 opgericht zou zijn, is alleen gebaseerd op het feit dat de eerste wezen in 1814 ingeschreven werden in het 'kinderboek'. Het gesticht begint als R.K. Gesticht van Boetvaardigheid, welke naam in 1842 verandert in R.K. Gesticht van Liefdadigheid om dan bij het honderdjarig bestaan opeens Sint Nicolaasgesticht te heten. Die naam wordt pas in 1915 officieel; vandaar dat in de melding in 1914 de twee namen door elkaar genoemd worden. De oprichting geschiedt door Jacobus Cramer, pastoor van het Maagdenhuis. Het gesticht is bedoeld voor wezen en halfwezen, waarvan de opname in het Maagdenhuis reglementair onmogelijk is. De eerste naam (boetvaardigheid) doet vermoeden dat in het begin ook 'gevallen meisjes' opgenomen werden. Opgenomen worden dan volle wezen ouder dan 12 en jonger dan 17 jaar, die niet in het Maagdenhuis kunnen worden opgenomen en kinderen uit een gemengd huwelijk, waarvan de katholieke ouder is overleden. Er wordt soepelheid betracht wanneer in een dergelijk geval de niet-katholieke ouder is gestorven en de ander het niet kan opvangen. In 1876 wordt besloten om kinderen van 11 jaar op te nemen en in 1915 wordt deze grens naar 10 jaar verlegd. Omdat de kinderen meestal halve wezen zijn en vaker door de overgebleven ouder wordt teruggehaald, is het aantal er verblijvende kinderen heel wisselend. Om een beeld te geven hiervan, van de laatste jaren hier enige cijfers: in 1868 zijn er 82, in 1879 140 en in 1917 108 kinderen.
De instelling is eerst gevestigd in een huis op het Begijnhof, een huis in de Begijnshofsteeg en na 1821 in een huis in de Kalverstraat. In 1851 wordt het buurpand gekocht en in gebruik genomen, de huidige nummering Kalverstraat 110-112. In 1868 kunnen de regenten het huis van Baron van Brienen, Herengracht 182 kopen. Van Brienen is dan een van de regenten van het Maagdenhuis. Het gesticht koopt het pand ver onder de getaxeerde waarde voor ƒ 66.000,- en om dat te financieren worden de panden in de Kalverstraat verkocht en wordt er voor ƒ 48.000,- aan zgn. grootboek-obligaties uitgegeven. Verder wordt van het pand op de Herengracht de complete stoffering en versiering gestript, waaronder gobelins, en verkocht. Zo hoeft het gesticht geen nieuwe schulden te maken en kan tamelijk onbezorgd het weeshuis in dit nieuwe gebouw worden voorgezet. In 1896 schudt het huis alsnog op zijn grondvesten als het huis in het tracé van de nieuw te rooien Raadhuisstraat blijkt te staan. De regenten verzetten zich echter met succes tegen de onteigening en hoeven uiteindelijk alleen genoegen te nemen met een flinke hap uit de tuin. In 1896 wordt een nieuw gebouw bijgebouwd in de tuin voor de instelling, dat aan de Raadhuisstraat ligt. Na de opheffing in 1932, waarbij de overgebleven wezen naar het Maagdenhuis gaan, wordt het gebouw in 1934 verkocht aan de Vereniging van Levensverzekering en Lijfrente 'De Groot Noordhollandsche van 1845', die in de naastgelegen panden al kantoren heeft.
Bron Theo Bakker, Theobakker.net
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.